zaterdag 15 februari 2014

Meiboom

Ken je dat gevoel dat je iemand zo lief vindt dat je altijd bij hem of haar wilt zijn?
En hoe mooi het is als hij of zij datzelfde gevoel ook heeft.
Hoe mooi zou het zijn als we dat gevoel altijd zouden hebben en met alles en iedereen.
Dat we wanneer we iemand ontmoeten als ware geliefde, deze dan omhelzen en werkelijk versmelten, één worden...
Dat kan! Het is gebeurt en het gebeurt iedere dag.
En omdat te vieren en omdat te herinneren dansen we rond de Meiboom.

Lang geleden leefden wij mensen veel meer in harmonie met de natuur dan vandaag de dag. Maar net als vandaag zijn er door de tijden heen altijd problemen geweest.
Sommige mensen noemen het uitdagingen. Er bestaan geen problemen, alleen uitdagingen.
Er zijn ook altijd mensen geweest met net een beetje meer wijsheid dan anderen. Dat zijn mensen die in hun hele leven nooit problemen hebben gehad. Mooi hè zou dat zijn een leven zonder problemen. Maar vergeet niet: deze mensen hebben wel in hun leven voor de grootste uitdagingen gestaan en deze zelfs vaak overwonnen en als dat niet ging of zelfs mogelijk was de situatie simpelweg geaccepteerd.
Nu waren er heel lang geleden, toen wij mensen nog in hutten woonden , niet in huizen, toen er nog geen winkels waren, maar al het eten kwam uit het bos, een jongen en een meisje die van kinds af aan heel veel van elkaar hielden en zoveel licht en liefde uitstraalde dat iedereen dol op hen was. Maar niet iedereen was alleen dol op hen. De mensen waren ook wel jaloers. Het meisje heette Mei omdat ze zo vrolijk, levendig en zonnig als de maand mei was. De jongen heette Boom omdat hij zo stevig was en voor velen een rots in de branding. Zodra zij oud genoeg waren trouwden zij. En het huwelijksfeest duurde wel een week. De hele week werd er gezongen, gelachen, er werd muziek gemaakt en er werd gedanst. Werkelijk Mei en Boom waren de beste en mooiste dansers. Het was betoverend om hen te zien dansen. En als zij dansten dan danste de wind, de bomen, de bladeren, de vogels en vaak ook andere dieren met hen mee.

Mei en Boom gingen wonen in het bos en bouwden een mooi huis op palen. Er stond een ladder tegen aan om naar boven en binnen te komen. 
Vaak kwamen de mensen met hun problemen langs bij Mei en bij Boom. Zij konden de mensen laten zien waar de uitdaging lag. En hoe ze hun problemen te boven konden komen. Vaak was het Boom die de mannen raad gaf en Mei de vrouwen.
Lange tijd ging dit goed. Maar steeds meer mensen kwamen er naar de twee geliefden en steeds vaker wilden mensen hun uitdagingen niet onder ogen zien. Ze zeiden dat het onrecht was en steeds vaker werden mensen boos en afgunstig tegenover Mei en Boom. Er werd geroddeld onder de mensen en ze beschuldigden Mei en Boom van hekserij en duivelskunsten. Het werd gewoon ondraaglijk. Mei en Boom zijn weg getrokken steeds dieper de bossen in, steeds verder van de mensen weg. En de mensen vergaten steeds meer hun innige band met de bomen, de bossen, de natuur en Moeder Aarde. 

De mensen gingen in steden wonen en steeds verder ontwikkelden zij zich. 
Mei en Boom woonden nog steeds samen en volledig in geluk en hun liefde was zo groot en zo puur dat ze altijd jong bleven en de eeuwen overleefden. 

Steeds meer mensen raakten eenzaam. Steeds meer mensen werden ziek. Steeds meer mensen begonnen zich te herinneren in hun dromen dat het ooit anders was. Dat er ooit een gelukkige tijd van vrijheid en liefde geweest was. En eigenlijk dat die tijd niet ver weg was... wat zeg ik ?! Dat die tijd niet ver weg is! Het is binnen handbereik. 

En veel mensen, jongens en meisjes, mannen en vrouwen, droomden allen dezelfde droom. Ze droomden van de wijsheid en de liefde die verborgen ligt in de bossen. 
En steeds meer mensen trokken de bossen in op zoek naar zichzelf. Op zoek naar de wijsheid om de uitdagingen weer aan te kunnen, de uitdagingen die zij voor zich zagen.
Soms kwamen zij bijeen in grote cirkels en gaven elkaar de hand. Vaak werd er gezongen. Vaak werd er gedanst. Steeds vaker danste men rond bomen. Dat voelde goed voor iedereen.
En op een dag gebeurde er iets wonderlijks. Mei en Boom zagen de mensen dansen en hoorde hen zingen. Hun harten maakten een sprongetje. Zo blij waren zij. Ze kwamen uit het bos te voorschijn. En de mensen die in een cirkel dansten rond een jonge Lindeboom,
toen ze Mei en Boom zagen en het licht dat zij uitstraalden lieten ze elkaars handen los.
Zonder wat te zeggen liep het bijzondere echtpaar op de boom toe. En de cirkel opende zich voor hen. 
Bij de boom bleven ze staan. Ze omarmden de boom met hun liefde en het was net of de lindeboom even schudde, sidderde van plezier. 
Nu begonnen Mei en Boom te spreken het was alsof ze uit een stem spraken. Allebei zeiden ze precies hetzelfde op precies het zelfde moment. Het was betoverend om naar hen te luisteren. De liefde die daar rond ging was groot. Mei en Boom vertelde over de geschiednis en over de liefde van de bomen en het bos en over de wijsheid. 
Hoe lang zij hebben verteld kon niemand zich herinneren. Het leek maar kort maar toch was er enorm veel verteld. Genoeg om een mensenleven op te teren. 
Het allerlaatste wat dat o zo bijzonder echtpaar de mensen leerden was een dans met linten rond de boom. Een dans die helpt te herinneren dat we elkaar nodig hebben. Dat we allemaal samen zijn. Dat we een harmonie zijn met elkaar met de bomen, het bos, de natuur en Moeder Aarde. 
Daarna omhelsden zij een ieder in die cirkel, daarna elkaar en toen de lindeboom.
Het was iets heel bijzonders wat er toen gebeurde. 
Iedereen in de cirkel zag het. De lichamen van Mei en Boom werden transparant en vloeiden toen samen, samen met elkaar en samen met de boom. 
Dit was de eerste Meiboom die de mensen met zich mee brachten naar het dorpsplein. 
Daar werd hij in de grond geplant. 
De linten werden er in opgehangen. 
En ieder jaar werd er gedanst. 
En ieder jaar wordt er gedanst.
Want we zijn de liefde van Mei en Boom niet vergeten.



Philip Aswind van der Zee, 15 februari 2014, Geldermalsen

maandag 23 december 2013

De zingende viool, een zigeunerverhaal

De zingende viool


Sjarkan was een jongen die door de stadsmensen Zigeuner werd genoemd. 
Zelf wist hij dat hij ‘Roma’ was en daar was hij zo trots op dat hij het zelfs niet erg vond om Zigeuner genoemd te worden dat eigenlijk ‘reizende dief’ betekent. 
Sjarkan speelde dagelijks op zijn oude viool als hij met zijn schapen in de bergen was. 
Op een dag zat hij boven op een hoge berg te spelen op zijn viool vlak naast een enorme afgrond van waaruit een machtige boom, een jeneverbes groeide. 
Terwijl hij speelde, speelde de wind door de takken van de boom. De wind was onrustig. Het haar van Sjarkan werd door de wind door de war geblazen. Het waaide zo dat de jongen niet langer kon spelen. Hij legde zijn viool en strijkstok behoedzaam neer. Maar ook zijn schapen gedroegen zich vreemd. De wind blies rond de schapen heen. De schapen blaten en liepen maar onrustig heen en weer zonder te grazen. 
Eindelijk ging de wind liggen. En de schapen gingen rustig grazen. Sjarkan legde zich neer in het gras en al gauw dommelde hij in. En in zijn dromen zag hij de wind op een prachtige zigeunermelodie om zich heen dansen en uit de muziek kwam ineens een heel mooi meisje te voorschijn. Haar haren danste in de wind en ze zong een lied zo droevig dat Sjarkan huilend wakker werd. Een paar schapen stonden hem troostend aan te kijken vlak naast zijn viool. Maar o wee, zijn strijkstok was gebroken. 
Een schaap was er mogelijk boven op gaan staan. 
Toch was Sjarkan hier niet heel verdrietig over. De droom had hem op een vreemde manier betoverd. Hij voelde zich heel licht en het was net alsof de jeneverbesboom zich naar hem toeboog en zei: ‘Neem een van mijn takken en maak daarvan een nieuwe strijkstok’.
De zigeunerjongen had als herder alle tijd en besloot dat er niets anders op zat dan een nieuwe strijkstok te maken en ging aan het werk. 
Dagelijks kwam hij terug op die bijzondere plek daar hoog op de berg en werkte aan de nieuwe strijkstok. Telkens als hij daar een dutje deed verscheen weer dat vreemde meisje in zijn dromen. Ze vertelde dat ze Rosa heette en steeds zong ze haar prachtige maar droevige lied. Haar stem trof Sjarkan tot in het diepst van zijn ziel.
Na enige tijd was de strijkstok klaar. 
Maar toen Sjarkan voor de eerste keer de strijkstok op de snaren legde was alles anders dan voorheen. 
De plek daarboven op de berg, de jeneverbes, de dromen hadden hem veranderd. 
Het was alsof Rosa daar naast hem stond en telkens als hij wilde gaan spelen voelde hij haar adem in zijn nek. Een diep verdriet maakte zich meester van hem en heel langzaam trok hij de strijkstok over de snaren van zijn viool en als vanzelf begon de melodie die hij steeds gehoord had te klinken. Het lied dat het meisje steeds gezongen had klonk nu door het snarenspel en al de bergen, de boom en de wolken, alles zong mee. Heel de natuur werd de klankkast van dit droevige lied. De wind droeg de klanken met zich mee. 

En op een dag was Sjarkan met zijn schapen in de vallei waar tevens de schuur van de schapen stond. En normaal speelde hij de melodie die hij nu ‘het lied van Rosa’ noemde alleen op die bijzondere plek daar hoog in de bergen. Maar op de een of andere manier voelde hij aandrang het lied te spelen. Het was al wat later in de middag, de schapen lagen rustig in het gras. Het zonnetje zakte wat aan de hemel en Sjarkan ging op een bankje zitten in de schaduw van een appelboom langs een landweggetje en begon te spelen. Juist op dat moment zag hij in de verte een koets komen aanrijden. Sjarkan speelde verder. Het was weer net alsof Rosa vlak achter hem stond. De koets kwam dichterbij. Maar op een meter of twintig afstand stopte het rijtuig. De deurtjes gingen open en een oudere heer met een hoge hoed op, deftig gekleed en met een wandelstok in zijn hand kwam langzaam op de jongen toegelopen. 
Sjarkan speelde verder. Hij voelde hij moest spelen. de melodie was zo mooi, zo intens en tevens zo verdrietig. De oude man verborg zijn gezicht wat achter een zakdoek en ging zitten naast de jongen op het bankje. De wind begon te ruizen door de appelboom en het was alsof Rosa danste in de wind. Het was werkelijk alsof haar stem klonk door de viool. Ze zong een lied in zigeunertaal. Eindelijk kon Sjarkan de woorden horen, eindelijk kon hij haar boodschap verstaan. Nu werd alles duidelijk. Rosa zong over haar even als Zigeunerin, over de vrijheid, de natuur, de bergen, de bomen en over het allermooiste over de liefde. Hoe ze verliefd was geworden op een baron, alles voor hem achter had gelaten en met hem trouwde. Hoe ze vervreemd raakte van zichzelf en van het leven buiten in de bossen en de bergen. En hoe ze op een dag hoog in de bergen zichzelf weer wilde vinden maar was uitgegleden en in het ravijn gestort. Haar ziel kon niet weg. Ze moest het haar grote lief vertellen. Ze moest hem vertellen hoeveel ze van hem hield. Het was nooit haar bedoeling  geweest weg te gaan van hem. Maar het leven soms wreed, het leven kan zo maar voorbij zijn. 
Nog enkele lange tonen klonken en werden toen meegenomen door de wind. 
Daarna was het stil.
En lang zaten ze daar stil op het bankje, de zigeunerjongen met zijn viool en de oude baron. Niets werd er gezegd. De muziek had alles verteld.


Philip ‘Aswind’ van der Zee. 23 dec. 2013, Nieuw Lekkerland.


maandag 2 december 2013

De laatste der Kwaddie Wallies

De laatste der Kwaddie Wallies

De stam der Kwaddie Wallies had het opmerkelijke gebruik het opperhoofd Kwaddie Wallie te noemen.
Wat misschien niet direct heel vreemd klinkt omdat het nu eenmaal de stam der Kwaddie Wallies was.
Maar toch, het was namelijk zo dat de laatst levende Kwaddie Wallie: Kwaddie Wallie heette. Maar zijn vader werd dan Kwaddie Wallie Wallie genoemd. En diens vader oftewel de grootvader van Kwaddie Wallie werd Kwaddie Wallie Wallie Wallie genoemd. 
Dit terwijl toen zij zelf de laatst levende Kwaddie Wallie waren gewoon Kwaddie Wallie heette.
De geschiedenis van de Kwaddie Wallies ging heel ver terug. Helemaal terug, ja je raadt het vast al naar de eerste Kwaddie Wallie wiens naam steeds langer werd.
Bij de rituelen van de Kwaddie Wallies werden altijd alle voorouders aangeroepen terug gaand tot de allereerste Kwaddie Wallie welke in hun beleving dan ook god zelf was. 
Het bidden tot hun god nam dan ook steeds meer tijd in beslag. De eerste Kwaddie Wallie ooit had het nog relatief gemakkelijk. De laatste Kwaddie Wallie is overigens aan honger gestorven daar hij wenste te bidden voor het eten tot hun eigen tribale voorouder god. 
Stervend voegde de laatste Kwaddie Wallie zich in de lijn van de roemruchte Kwaddie Wallies met zijn laatste woorden: Kwaddie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie.

Kwaddie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie Wallie ontving hem met open armen. Nu leven alle Kwaddie Wallies gelukkig samen in hun paradijs.  Het is er wel heel melig.

dinsdag 5 november 2013

Niet om te lachen


Het is helemaal niet leuk en zeker niet om te lachen.
Het is in en in triest, droeviger dan droef.
Waarom lachen jullie eigenljk?
Heb je daar ooit over nagedacht?
Kijk: Hippie ha, ha, lachen zeg, wat een grappig manneke, kan niet helemaal meekomen, kunnen we wel om lachen, lachen zeg haha.
Je lacht je te barsten.
Kijk: ik vind het niet leuk en praat gewoon over serieuze dingen zoals veel van mijn collega’s politici.
Oh, ja? politici? Ja nu wordt het ineens serieus kunnen jullie niet meer lachen he? Politici... dan denk je gelijk aan je portemonnee, ja dat is serieus niet om te lachen. Ineens ben ik een bedreiging.
Kijk als ik nou een stand-up comedian was dan konden jullie lachen. Maar de grap is dat ben ik niet.
Kijk een heleboel dingen staan op zijn kop in dit land en niet alleen in dit land: in de hele wereld.
Neem nou bijvoorbeeld prinsjesdag, alleen de naam al doet je gaan van : Alaaf!... prinsjesdag...Alaaf! 
Zo zou het moeten zijn: stel je voor: heel Nederland zit voor de televisie, 1 kanaal Nederland 1, de rest is toch verkwisting en weg bezuinigd. En de nieuwslezer zegt: Vandaag is het prinsjesdag! Alaaf gaat dan gelijk iedereen in het hele land. Zo zou het moeten zijn. Maar als je dan de groet een klein tikkeltje verandert dan is het ineens niet grappig meer. ineens is het politiek: nieuws lezer: vandaag is het prinsjesdag, Alaaf( ( Hitlergroet) Niet grappig... politiek. dat is niet grappig.
Ja ik zal het jullie even uitleggen waar je nu eigenlijk om moet lachen en waarom niet. Ik ben bloedserieus. Ja bloed, weer zoiets waar je niet om kan lachen. Goed waar was ik gebleven: alles staat op zijn kop in dit land. Prinsjesdag bijvoorbeeld en dan aan het eind van het jaar, het echte eind en dan eigenlijk ook weer het begin dan hebben we de oudejaarsconference. Dan zie je zo’n bloedserieuze man de waarheid vertellen en iedereen ligt in een deuk. Ja, ik snap dat niet. Maar dat komt natuurlijk door mijn politieke achtergrond.
Weet je wie er echt grappig is, die is echt lachen: Mark Rutte.
Een tijdje geleden was hij nog geen stand-up-comedian en tevens winnaar van het camaretten festival. Een dag voor de verkiezingen zegt ie: Iedereen die mij kiest krijgt 100euro. Kijk dat vond ik nou humor, daar kon je om lachen. Maar niemand begreep dat. Ja ik snap dat ook niet waarom ze hem nou de grootste clown van het land moesten maken. 
Maar ik kon er wel om lachen. 
Maar weet je wat het nou eigenlijk allemaal dus helemaal totaal niet grappig maakt; dat is: dat het waar is wat ik zeg. Ja als het waar is kunnen we lachen... lachen is veilig , je moet je daarvoor op je gemak voelen en ja bij een hippie, lang haar baardje, jointje, relaxed, gaat geen gevaar van uit. daar voelen we ons bij op ons gemak. Niet bij zo’n clown strak in het pak die alleen maar staat te clownen te liegen dat ie barst met een strak gezicht. Kijk daar zouden we dus om moeten lachen. 
Weet je wie ik nou een goed politicus vind: Theo Maassen. Ik zit naar die man te luisteren en die gaat te keer met grote gebaren en gezichts expressie : prachtig. En ik luister naar hem en tjonge het is zo triest allemaal wat ie verteld. Het is allemaal waar. En iedereen weet dat het waar is en wat doen we als we de waarheid horen: dan gaan we lachen. Zo werkt het heel simpel. Dan zien we zo’n grappemaker strak in het pak grijs grauw gezicht laat duidelijk niet het achterste van zijn tong zien, liegt dat ie barst. En dat noemen we nou een volksvertegenwoordiger. 
Kijk als ik van mars zou komen... zou kunnen.... ik zie er anders uit... goed.. ik kom van mars ... ik stap uit mijn Odil , onbekend ding in de lucht is Belgisch, das gemakkelijker voor onze Belgische collega’s dan snappen die ook dat het om een UFO gaat. Als politicus moet ik dar rekening mee houden. Ok, daar sta ik dan als marsbewoner, lang haar ,baardje, jointje net uit mijn odil gestapt, geen odol dat is weer wat anders... Nee ik sta daar gewoon als relaxte hippie martiaan, lang haar, baardje, jointje...  komt er een ‘volksvertegenwoordiger’ naar me toe... Die man begint vreselijk uit zijn nek te lullen. Ok als domme hippie/ marsbewoner hoor ik het allemaal aan en geloof hem helemaal natuurlijk.. ik luister en luister en mijn hoofd wordt groter en groter, eigenschap van Marsianen met een eigen Odil. 
Ondertussen heb ik een hoofd als een pompoen... 
ik moet naar het gemeentehuis.. bla bla, foto’s laten maken bla bla, inschrijven bij de KvK , ik ben zelfstandige ondernemer met een eigen Odil... inschrijven hier bla bla.. verblijfsvergunning ... bla bla.. asielzoekerscentrum  bla bla
Saai man... liefst wil ik gelijk weer terug dat begrijp je wel. jointje Odil instappen ... lekker uitspacen... maar nee ik ben hier met een missie net als iedere andere Hippie/ stand-up-comedian/ politicus.  He bah, Hippie ... stand up comedian klinkt nog leuk vrolijk en melodieus en dan komt ineens dat woord politicus... Ja dat is wat ik ben volgens die ‘volksvertegenwoordiger’ toen die dat zei kwam er ineens zo’n grijze verstikkende wolk om mij heen... heel mijn hoofd begon als een gek te krimpen, ja dat gebeurt dan ook ineens weer bij ons Marsianen zodra we te maken krijgen met een geestvernauwing... 
Pfoe man ben echt toe aan een joint... 
Dus nog even de hand geschut met die volksvertegenwoordiger en dacht tjonge nou ga ik toch eerst effe ergens een sticky roken... Dus daarom was ik naar Nederland gekomen want hier is het vrij... Zoek me rot... maar het enige wat ik tegenkom zijn coffeeshops... en dat is nou precies waar ik niet naar op zoek ben... die grijze muis.. die volksvertegenwoordiger stond ook al stijf van die bagger! 
Ja dat is weer niet grappig he! dat komt weer te dichtbij, koffie bagger noemen...nou nou nou nou, koffie bagger noemen moet dat nou... 
Ja , stelletje verslaafden...
Nou ja goed waar was ik gebleven... weet ik ook niet meer... zwaar verdwaald in Amsterdam ergens , Odil geparkeerd, hoofdprijs, wielklem pastte niet Odil weggesleept, maakt niet uit... 
Ik loop daar rond ondertussen echt helemaal de weg kwijt, kom ik een hippie tegen... aardige gast ... vraagt gelijk... zoek je iets?  Hasj coke heroine... 
Kijk als Marsbewoner voel je dan gelijk een connectie met zo iemand, snap je dat... kijk we zijn natuurlijk veel telepatischer dan hier op aarde. Veel dommer natuurlijk... iedereen buiten ons straatje is dom, dommer domst en martianen en zeker, met lang haar, baardje, jointje ... die moeten wel helemaal dom zijn...
Maar goed sta ik daar met die dude te chillen...ja man zeg ik , in plat martiaans... Das helemaal kicken man... beetje uit de tijd ... plat Martiaans... groofy... 
Dus wij naar een coffieshop ... ik heb geen geld natuurlijk maar mijn nieuwe vriend die wil mijn helm wel verruilen... tof man ... het was een goedkoop ding ... helemaal van goud ... goedkoopste metaal op mars... dus hij  trakteert me op een koffie, niet te zuipen en een jointje... ik kom weer een beetje tot mezelf... helemaal hartstikke gezellig daar binnen,  begin met iedereen te praten daar. ik snap er helemaal niks van... het lijken wel martianen, vet cool man... echt leuk die mensen.
Maar na een paar uurtjes besluit ik toch maar weer verder te gaan. Dus ik ga de straat op, loop lekker rond en ik denk een beetje. Ben daar niet erg goed in als Martiaan. Maar ik denk zo van ... eh ... mijn eerste ontmoeting vandaag met de volksvertegenwoordiger... Kijk die man vertegenwoordigd het volk. ... man wat heb ik gedaan... ik ben vast in een een of andere tijdscapsule gestapt ... waardoor ik heel mijn feel ben kwijt geraakt... ik zit in een andere tijd... Na dat ik die vertegenwoordiger gesproken heb ben ik op zoek gegaan naar het volk dat hij vertegenwoordigde... nou die waren dus nergens te vinden.... ik weet niet wat die man wel vertegenwoordigde ... maar als Marsiaan begrijp ik wel  ook al ben ik zo dom als een martiaan  dat die man me alleen maar een hoop ellende heeft aangepraat. 
Dus ik denk nog eens goed na over de woorden die hij heeft gebruikt en wie hij was... ah ik snap het... die man was gewoon een beroepsleugenaar... hij praatte alleen maar in tegen-woorden. Dat betekent het natuurlijk . Alles wat ie zei was gewoon omgekeerde waarheid.  een Ver -tegen- woordiger noemen ze dat op aarde. Iemand die veel tegen- woorden gebruikt, een beroepsleugenaar.
Goh toch nog een interessante planeet, ze hebben wel humor hier. Ik denk dat ik het hier wel uithou met een jointje op z’n tijd.
En zo ben ik dus polticus geworden.
En zo kan je hier op aarde eenprima leventje leiden. Je moet alleen goed vergrijpen dat een hoop dingen omgekeerd zijn hier. Politici die zijn serieus, mag je niet om lachen, ook al is het pure kolder dat ze verkopen.
En cabaretiers die de waarheid vertellen daar kan je dus om lachen.
Ja, ik niet dus... Maar dat zal zal wel mijn Marsiaanse achtergrond zijn.

btw... ik blow al jaren niet meer... maar moet alleen een beetje vooroordeel bevestigend bezig zijn...


22 september 2013, Lier

Over heid  , zij die over blijven

maandag 4 november 2013

Inipi met Steve


Beste mensen,

Vrijdag is de inipi met Steve, 13.00uur iedereen aanwezig. Ik zal hem donderdag ophalen vanaf het vliegveld in Brussel.
Hij zal dus niet laat aanwezig zijn vrijdag zoals de laatste keer.
We hebben op dit moment met iedereen inbegrepen 19 aanmeldingen voor de hut.
Ik heb liever geen aan- of afmeldingen op het laatste moment. 
De hut die er staat passen we mogelijk met zijn allen in maar het is krap.
Ik wilde beginnen aan een nieuwe hut eergister en toen schoot het stevig in mijn rug.
Toch heb ik nog het een en ander gedaan. Er liggen nu wilgentenen op de oude plek.
Mogelijk kan ik donderdag nog wat voorwerk doen en als iemand kan komen helpen die dag, graag.
Anders doen we het vrijdag. 

Voor de organisatie en onkosten vragen we 30,- p.p.
Daarnaast willen jullie vragen om te doneren aan Steve en aan de zanger. ( voor enkelen zal 30,- al een hele bijdrage zijn en dan is dat ook zeker genoeg.)
Als je echt het geld niet hebt neem dan contact met ons op.
Neem iets te eten mee voor te delen na de hut. 
Breng een goeie prayer naar de hut. Samen maken we de ceremonies sterk. 
Van iedereen wordt verwacht de handen uit de mouwen te steken. Samen maken we de ceremonie en de ceremonie is begonnen op het moment dat je je opgegeven hebt. 
Dus afwassen en opruimen, helpen bouwen, stenen sjouwen, hout sjouwen/ kruien, eten koken, thee en koffie zetten hoort er allemaal bij. 
Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het stuk dat we samen doen is.

Het spijt me als ik soms wat chaotisch overkom. Het zijn zoveel mensen die ik graag wil te woord staan en goed wil opvangen en er is zoveel wat er in goede banen moet worden geleid.
Daarom is het ook fijn als iedereen er tijdig is dan kunnen we alles even doorspreken.

We zien er naar uit jullie te mogen ontvangen. Als je er niet bij kan/ wil zijn en toch een prayerrequest hebt dan weet je ons te vinden.

tot bij de volgende ceremonie.

Zon op je pad!

vrijdag 11 oktober 2013

Dwalin's brief


Beste mensen


Mijn naam is Dwalin, koning van de dwergen. 
Ik schrijf jullie deze brief omdat ik bezorgd ben. Alsjeblieft lees mijn brief en laat me binnen in je fantasie zodat we een mooie toekomst dromen mogen.
Ik ben Dwalin, de koning van de dwergen, zo oud als de tijd, ouder als de tijd eigenlijk. 
Ik weet nog goed dat de zwart-elfen de tijd uitvonden.
Ik vond het een slecht idee maar als iets is uitgevonden bestaat het nu eenmaal en sindsdien worden we ouder en ouder. 
Het liefst praat ik met de stenen. De meeste van hen kennen geen tijd. Daarom kan je vele eeuwen met ze doorbrengen zonder dat het verveeld. 
De meesten hebben niet veel humor. Dat is wel weer jammer. Jammer voor ons dan. Wij dwergen houden wel van een goeie grap. De stenen hebben geen humor nodig. Ze zijn zo oud, zo wijs en vredig tot in hun diepste kern.
Dat is zo mooi van ons dwergen: We kunnen de stenen binnen gaan. We kunnen met ze versmelten. Sommigen van ons dwergen wonen al zo lang in de stenen en in de rotsen dat ze niet beter weten. Ze denken dat ze stenen zijn. Soms denken ze dat ze steengeesten zijn maar het zijn gewoon dwergen.
Heb je wel eens een steen gezien, een rots met een gezicht? Dat bedoel ik. Vaak zijn dat dwergen. Soms moet je ze dan even wakker maken. Dat vinden ze helemaal niet erg. Zeker niet als je dat doet op een liefdevolle manier. Je legt je handen op zo’n steen of tegen zo’n rots. Dan voel je dat je handen contact maken. Als je dat nog nooit gedaan hebt is het eerst een beetje vreemd. Niet veel mensen doen dat meer vandaag de dag. Daarom zien jullie ons ook niet zo vaak. De meeste mensen zijn zo serieus. Ze geloven niet in sprookjes en zelfs niet in hun eigen fantasie! En dat is nou net het allerleukste wat er bestaat: de fantasie. Jullie mensen hebben juist zoveel fantasie. En dat vinden wij dwergen grandioos. Wij hebben dat namelijk niet, helemaal niet, geen greintje. Het is niet dat we dat missen hoor. Nee, zeker niet, als we behoefte hebben aan fantasie dan gaan we naar de mensen. Nou ja, dat deden we altijd. De mensen hadden verhalenvertellers, liedjeszangers en hun koekenbakkers. Man, wat hadden die een fantasie. 
Vroeger als de echte oude vertellers aan het vertellen waren en de mensen luisterden met heel hun hart dan zag je gewoon de fantasiewerelden open gaan. Ze namen echt de meest prachtige kleuren en vormen aan. En als de vertellers en de mensen dan volledig in hun fantasiewerelden waren dan vielen alle grenzen weg. Dan was er geen verschil meer tussen onze wereld, de wereld van de dwergen en die van de mensen. Ik heb mensen in stenen zien veranderen en daarna weer terug in mensen. Ik heb ze zien vliegen zonder vleugels , zonder vliegtuig. Ja, dat is zo mooi. Voor jullie is echt alles mogelijk. 
Helaas, helaas...
Helaas zijn jullie alles vergeten. Jullie weten niet wie jullie zijn. Jullie beloftes aan de Aarde zijn jullie vergeten en al jullie toverkracht. 
Gelukkig zijn er onder jullie enkelen die niet alles vergeten zijn. De meesten zijn nog kinderen. En onder de volwassenen zijn er die kind gebleven zijn. Je herkent ze door de fonkel in hun ogen, door hun lichte tred, hun vrijgevigheid en hun vrolijke lach. 
Maar ik had deze brief o.a. aan jou gestuurd omdat ik je maar deels onder de gelukkigen reken. 
Laatst zijn wij de oudste dwergen bij elkaar gekomen in het diepste geheim. We hebben gesproken met de stenen, de rotsen en de eenzame bergtoppen. Ook de oude dryaden waren daar, de geesten van de bomen. 
En we wisten dat het tijd was. De tijd bestaat nu eenmaal en sinds de tijd bestaat is het ook eens in de zoveel tijd, tijd. Het was tijd om de oeroude fluisterhoorn te blazen. Het geluid, het klinkt nu eeuwig door. Kan je het horen terwijl je dit leest? Hoor je die zachte ruis, hoor je die brom? Het is de fluisterhoorn die zegt ‘t is tijd, tijd om weer te fantaseren, je droom te dromen en kleuren te laten zijn. Het is tijd om te dansen op de wolken, te zingen in de nacht en te lachen heel de dag. Lach zoals een baby lacht, vrij en blij en vol geluk. 
Er is nog meer, er is nog meer!
Ook de dryaden doen mee in het spel. Hoor je hun bladeren ritselen. Voel je hun gekietel in het bos? 
Leg je handen tegen een boom en voel je voeten op de grond. Adem door je handen, adem door je voeten, adem door de grond. Laat je handen vloeien, laat je stromen, voel de bomen, voel de dryaden. En als je dat niet lukt, geen ramp, je hebt je fantasie, niet waar? Je kan fantaseren dat je het doet. Je kan je voorstellen dat je samenvloeit met een boom, dat jij een boom bent met takken, wortels en een bast. Je kan je voorstellen dat je heel erg groot bent en dat je takken wiegen in de wind. Zwaai maar eens met je armen door de lucht.
Nee niet verder lezen... eerst zwaaien met je armen in de lucht. Voel de wind door je takken gaan. Zwaai maar naar de wolken. Voelt dat niet goed, voelt dat niet vrij?
Ook de stenen doen nu mee. Zoek maar eens een steen uit. Let maar eens goed op. Ik heb de stenen er op uit gestuurd samen met deze brief. Als jij deze brief gelezen hebt zal er snel een steen bij je aankloppen. Je hoeft hem niet te zoeken. De steen is al onderweg. Hij wacht op jou. Of is het een zij. Een jongen of een meisje, een man of een vrouw? Een ding is zeker hij is er alleen voor jou. Je zal hem vinden, let goed op.
Ik pluk nog even aan mijn baard. Ik denk nog even diep na en heel mijn gezicht verrimpeld. Mijn wenkbrauwen vallen over mijn ogen heen. Dan weet ik dat het goed is zo. 

Zon op je pad,

Dwalin, Koning der Dwergen

P.s. Als het weer tijd is stuur ik nog een brief.
Als je me wilt bedanken? strooi dan maar wat gedroogde blaadjes in de wind...

Samhain, Halloween verhaal


Wat is Samhain beste mensen , wat is Halloween?
Waarom vieren we dat?
Om beter te begrijpen waar het vandaan komt moeten we terug gaan in de geschiedenis.
We gaan terug naar de wereld van Koning Arthur en verder nog naar de wereld van de oude Kelten.
Men geloofde in de middeleeuwen dingen waar we tegenwoordig allang niet meer in geloven.
Maar is dat zo geweldig?
Stel dat dat geloven geen geloof was maar een weten, een diep weten, een weten dat terug gaat  en verbonden is met de diepste wijsheid van onze oude voorouders, die op hun beurt in direct contact stonden met de bron.
Dus in mijn verhaal heb ik het niet over geloven maar over weten.
En in de middeleeuwen, in de tijd van Koning Arthur en de tijden daarvoor wist men dat Samhain een bijzonder moment was. Het was en is het begin van de donkere periode van het jaar. Het duurt van 31 okt. tot 1 februari. In deze tijd staat de wereld van de voorouders en de wereld van de doden dichterbij dan anders. Sommigen ervaren hen in de donkerste dagen voor de kerst als de aanwezigheid van engelen. Het maakt niet uit. Het gaat er om dat we hun zegeningen mogen ontvangen. 
Soms brengen we kleine offers naar de kerkhoven, naar de graven waar onze geliefden liggen. Soms brengen we kleine offers aan de elfen die waken over de graven, offers voor de elfen en offers voor de elfenkoningin.
Op het kerkhof staat een put. Die put is een oude bron waarbij sinds mensenheugenis de elfen wonen. Het is een bijzondere bron. Het heeft de zegen van de elfenkoningin.
Er wordt verteld dat wanneer je daar een klein vingerhoedje melk met honing brengt en achterlaat, je wensen binnen een jaar in vervulling gaan. 
Maar pas op! Er groeien hele mooie witte bloemen daar, ze lijken wat op Brugmansia’s maar dan hebben ze ook die fonkeling die niet van deze wereld is. En een geur die onweerstaanbaar is. Maar ruik niet aan die bloem , steek je neus er niet in. De geur zal je meenemen naar de andere wereld. En wie weet zien we je nooit meer terug. 
Het ergste wat je kan doen is zo’n bloem plukken. Als je dat zal doen dan zal je moeten dienen in het leger van de elfenkoningin, van de dageraad tot zonsondergang, van zonsondergang tot de dageraad, heel het jaar rond en dan het volgende jaar en dan nog een jaar en zo als maar door tot aan het eind der tijden.
Janet was een jonge vrouw, een prinses, niet de kroonprinses. Dat was haar oudere zus. Janet was een mooi meisje van een jaar of 17. Janet had lange blonde haren die tot bjna op haar heupen vielen. Haar ogen waren helder blauw en straalden altijd iets bijzonders uit. Goede en eerlijke mensen voelden zich altijd gelijk bij haar op hun gemak. Ze bewoog zich voort in waardigheid. Het was meer schreiden dan lopen dat ze deed. Haar te s=zien lopen, heel haar verschijning was betoverend. Haar stem klonk als een helder bergbeekje. Haar vader was vaak bezorgd over haar en wilde haar zo goed als hij kon beschermen tegen de boze wereld. Hij had haar verteld van de bron op het kerkhof. Hij had haar gewaarschuwd voor de bloem. Hij had haar verteld van Tam Lin, een prins die eeuwen geleden verdwenen was en sindsdien soms gezien wordt in de stoet van de elfen metde elfenkoningin voorop.
Met Samhain was er een groot feest op het kasteel van de ouders van Janet. Veel vrienden en familie was gekomen. In de grote ridderzaal klonken doedelzakken, trommels en schalmeien er was een geur van wildbraad, van bier en wijn. In de zaal hing een dikke rook. Er werd druk gepraat en zo nu en dan klonk er een lied. Voor Janet was het allemaal veel te druk. Zodra ze de kans schoon zag verliet ze het feest. Ze wilde alleen zijn, alleen in haar droom wereld, alleen met de stilte van de nacht. Van de keuken had ze een kannetje warme melk meegenomen en wat honing. 
Ze begreep die drukte niet, al dat drinken en die schreeuwerigheid. Was er maar iemand die haar begrijpen kon. Iemand waar ze haar lief en leed mee delen kon. Dat was haar wens, haar grootste wens, haar liefste wens. 
Nu ging ze naar het kerkhof. Onderweg roerde ze de honing door de melk. Het was stil op het kerkhof. Er hing een vredige rust. Janet wist dat dit deels door de doden kwam die daar begraven lagen maar nog meer omdat het een plek was waar zoveel elfen zijn.
Onderweg naar de put, roerend in de melk voelde ze en dacht ze diep na over haar aller liefste wens. Haar hart werd warmer en warmer, heel haar lichaam trilde zacht van opwinding. Ze voelde het en wist het zeker. Dit was wat ze wenste. Toen ze bij de put was aangekomen knielde ze neer. En daar naast de put goot ze het melkkannetje leeg terwijl ze met gesloten ogen haar grootste wens uitsprak. Haar stem klonk zo helder zo mooi. Tam Lin, de betoverde prins die over de put waakte werd op slag verliefd op haar. Maar hij kon niet bij haar komen. Een onzichtbaar gordijn scheidde haar wereld van de zijne. Janet droomde van haar prins en even voelde het alsof hij heel dichtbij was. Een heerlijke geur kroop haar neusgaten binnen. En toen ze haar ogen weer open deed zag de prachtig mooie bloemen die daar groeide. Ze was zo in haar droomwereld en voelde zich zo gelukkig, warm en blij dat ze niet dacht aan de waarschuwingen van haar vader. Direct pakte ze en bloem en boog voorover om haar neus er in te steken en de heerlijke zoete lucht helemaal te kunnen beleven. Ze streelde de bloem en de bloem begon nog heerlijker te ruiken. Alles om haar heen begon te veranderen. Het was nog donker maar toch ook weer niet. Het was nacht en alles leek te leven en alles scheen haar lief te hebben. Langzaam werd de sluier die deze wereld en de andere scheidt steeds dunner. De klok van het kappelletje van het kasteel sloeg twaalf keer Tam Lin keek bezorgd toe maar tevens voelde hij dat hij haar bijna kon aanraken. Behoedzaam pakte Janet de steel van de bloem, streelde haar nog eens en wilde haar plukken. 
Plots schoot Tam Lin toe hij greep haar hand en zei: “ Doe het niet, meisje” Janet schrok en Tam Lin schrok van dat Janet schrok en sprong direct een meter achteruit. Als de elfenkoningin zou horen van wat hij zojuist gedaan had dan zou hij zijn paard verliezen en voortaan lopend de stoet der elfen moeten volgen. Janet hervond haar rust en keek de jonge prins aan: “ Wie ben je, en wat doe je hier?” 
“Mijn naam is Tam Lin”, sprak de jonge prins,”Een paar dagen geleden heb ik zo’n bloem geplukt en nu kan ik niet meer terug. De bloemen, net als de bron behoren toe aan de elfenkoningin. De mensen mogen van het water drinken maar de bloemen laten staan. Ik ben zo dom geweest een bloem te plukken en nu zit ik gevangen in de elfenwereld. Maar mooi meisje, mag ik je vragen naar je naam.
“Mijn naam is Janet, Tam Lin, maar...”, zo sprak het meisje, “Het is niet een paar dagen geleden dat van ons bent heen gegaan. Er zijn al honderden jaren voorbij gegaan. Maar laat me je helpen. Ik vind je aardig, ik vind je lief. Ik wil dat we vrienden worden en misschien wel meer dan dat. Jij bent mijn droomprins. Ik weet het zeker. Van jou heb ik altijd gedroomd en als het moet zal ik voor je sterven”.
“Meisje, wat je zegt is waar”, zei Tam Lin, “ Ik ben de tijd vergeten, er  is veel meer voorbij gegaan. Er zijn anderen geweest die me wilden helpen. Maar niemand die voor me sterven wil. En ik ben bang dat juist dat is wat er nodig is. De elfenkoningin wil mij niet kwijt. En vaak zegt ze tegen mij ‘ niemand zal er voor je willen sterven, Tam Lin, je blijft bij mij tot aan het eind der dagen.” 
Janet zei: “Zeg me wat ik moet doen Tam Lin. Ik zal het doen Tam Lin. Ik doe het voor je”.
“Luister Janet, luister goed”, zo sprak Tam Lin, “we hebben niet veel tijd. Dit is de nacht van Halloween, dit is de nacht dat de elfenstoet voorbij zal trekken. Tegen de ochtend zullen we voorbij komen om de gestorvenen van het afgelopen jaar op te halen. Als de zon op komt zullen we verdwenen zijn. In de schemering moet je toeslaan. De stoet zal komen als de klok vier uur geslagen heeft. Als je hier wacht dan zullen we voorbij komen. De koningin rijdt voorop en ik ben de vierde ruiter. Je kan me herkennen aan mijn witte paard en de witte bloem die ik bij me draag. Ik kan de bloem niet laten gaan. Het ziet er uit als een bloem maar het zijn mijn boeien. Als je me ziet roep dan mijn naam en werp direct een rode cape over mij heen. Grijp me vast en wat er ook gebeurt: Laat me niet los! Meer kan ik niet vertellen. De klok zal weldra één uur slaan en dan zal de elfenkoningin mij roepen.”
Het beeld van Tam Lin vervaagde. De sluier die de werelden scheid werd dikker de klok sloeg één uur. En Janet kwam tot zich zelf. Ze schrok dat ze de bloem nog steeds vast had en let hem direct los. Ze kwam vlug overeind en haastte zich naar huis. Thuis gekomen zocht ze naar een cape maar kon er geen vinden in haar kamers. De enige rode cape die zij kon vinden was de koningsmantel van haar vader. Deze nam ze mee. Het was voor een prins per slot van rekening. 
Al gauw was ze terug bij de put. Er was een uur voorbij gegaan. Steeds kouder werd het. Maar gelukkig had ze nu de warme mantel van haar vader bij zich. Ze sloeg hem om haar heen. Het was spannend maar ze wist heel zeker dat dit was wat ze wilde. De uren verstreken. Janet was stil, wakker en gefocust. De klok sloeg vier uur. En nadat de klok voor de vierde maal geslagen had klonk er direct het geluid van hoefgetrappel en het geluid van briesende en hinnikende paarden. Daar plotseling zag ze stoet. Werkelijk prachtig zagen ze eruit. De elfenkoningin reed voorop. Janet voelde dat de koningin haar niet kon zien zo lang ze zich onder de rode koningsmantel verborg. De koningi was werkelijk heel mooi. Ze reed op een prachtig wit paard beslagen met zilver en goud. De koningin was gekleed in hemelsblauw, haar haren waren als zilver haar ogen zo blauw en diep als de oceaan. Alles wat ze droeg was zilver en blauw, behalve haar zwaard en diens schede, die ware van goud. Janet kon zich haast niet voorstellen dat deze prachtige koningin haar prins gevange hield. Toch was dit zo en zzou alles doen om hem te bevrijden. Een tweede ruiter reed voorbij, bijna net zo mooi en prachtig als de koningin, een derde red voorbij. En daar ja, daar was Tam Lin. Hij keek duidelijk niet zo blij als de anderen. Direct sprong Janet op: “Tam Lin!” riep zei. En direct wierp ze de mantel over hem heen en trok hem van zijn paard. De stoet stopte als bij toverslag en al de elfen keken Janet angstwekkend aan. Janet drukte Tam lin stevig tegen zich aan terwijl de elfenkoningin op haar toe reed. Het gezicht van de elfenkoninh=gin werd steeds duisterder en grimmiger, niet langer droeg ze zilver en blauw. Al haar kleding en ook haar paard was zwart geworden. Ze zag eruit als een duivelin en al de elfen namen demonische vormen aan. Onder de koningsmantel bewoog Tam Lin, hij voelde niet aan als een mens. Janet’s handen gleden ander de mantel en voelden een natte koude slangenhuid. Janet draalde niet en greep de slang vast en drukte die tegen zich aan. De elfenkoningin kwam dichterbij en als ze haar mond opende kwamen er zwarte mistflarden te voorschijn. Ze verspreidde zich rond Janet en Tam Lin. Akelige klanken kwamen er uit haar mond. Janet wist dat dit vervloekingen waren. “Kaltular, Galbrahim, Doodskopkervel, Slangekruid, Madusa, Angrboda, meesters der duisteris... zo siste de elfenkoningin. De kerkklok sloeg 5 maal en de graven begonnen te kraken. Een akelig geluid klonk van brekende stenen. Kisten braken open en een geur van schimmels, dood en bederf verspreidde zich. Geraamtes en halfverteerde lichamen begonnen te dansen op een macabere melodie de een van de elfen op een doedelzak begon te spelen. Er klonk een geluid van rammelende botten en gebeente. Het was werkelijk ijzig koud en Janet voelde en zag dat ze niet langer een slang maar nu een koud skelet in haar armen hield. Toch hield ze hem vast. Ook al viel zijn skelet deels uit elkaar. Een aanzwellend geluid dan trommels klonk steeds luider en steeds dichterbij. Zelfs de schedel van Tam Lin viel op de grond maar Janet hield de ribbenkast goed vast. Ze had zijn hart dat wist ze zeker. De klok sloeg zes uur. Het begon al te schemeren. De elfenkoningin werd nu echt furieus. Ze kwam van haar paard en stampte rond Janet en keek haar ijskoud aan en sprak: “ Jij mag Tam Lin niet houden. Hij is van mij. Hij heeft zelf gekozen bij mij te zijn door de bloem te plukken. Die wet is zo oud als de wereld der elfen. Laat hem los Janet en ik geef je alles was je vraagt.
“Het enige wat ik wil, het enige dat mijn hart begeert is Tam Lin. Bij hem zijn de rest van mijn leven!” 
Weer siste de elfenkoningin.
En het skelet veranderde nu in een ijzeren staaf, een gloeiende ijzeren staaf. Janet voelde haar handen branden. Rook steeg er van haar handen op. De pijn deed haar ogen huilen. Maar in haar hart wenste en wilde zij zo vurig en zo graag bij Tam Lin zijn dat zelfs de hitte van dit vuur haar niet liet twijfelen. En toen de klok zeven uur sloeg riep ze uit: “ als het moet dan zal ik voor hem sterven!!. 
“Dan zal je sterven!”, sprak de elfenkoningin terwijl ze zichzelf in het zadel hees. En volle galop weer op haar witte paard, geleed in het zilver en blauw stormde zij op Janet toe, terwijl ze haar gouden zwaard uit de schede trok. Ze zwaaide met het zwaard door de lucht. Ze gaf en gil en haalde uit om met volle kracht Janet’s hoofd af te slaan. Maar net op dat moment kwamen de eerste zonnestralen achter de horizon te voorschijn en weg was de elfenkoningin en weg was de elfenstoet. Nu zakte Janet in elkaar ze had alles gegeven, alles wat ze in haar had. De meest zachte handen vingen haar op. Het was Tam lin die een witte bloem op de grond liet vallen. Eindelijk was de betovering gebroken. Een nieuwe betovering had zich meester van hem gemaakt. Maar dit was een betovering waar hij bewust voor gekozen had. Hij kuste Janet op haar mond en beloofde haar voor eeuwig trouw.